Een goede vriend van me lag op sterven.
Heftige tijden.
Maar we kwamen ook dichter tot elkaar. Omdat er ineens ruimte was voor betekenisvolle gesprekken.
Zo spraken we in de laatste maanden over de dood. Ik vertelde hem een keer dat ik in reïncarnatie geloof. Dat vond hij wel een mooi idee. Dan wilde hij terugkeren als huisdier van een naaste.
Eerlijk gezegd geloof ik niet in dat type reïncarnatie. Ik geloof dat je als mens terugkomt. Net zo vaak totdat je verlicht bent.
Wie er gelijk heeft, weten we niet. Hij zal het eerder weten dan ik. Want hij is inmiddels overgegaan naar gene zijde. Gaan hemelen. Of reïncarneren.
Voor ons levenden blijft het gissen. Of geloven.
En dat is de crux van geloven. Er zit een component niet-zeker-weten in. Een component van overgave.
Wat dat betreft is geloven verwant aan vertrouwen en hoop. Ook daarin zit niet-zeker-weten en overgave. We vertrouwen op de goede afloop, maar helemaal zeker weten doen we het niet. We vertrouwen iemand, maar kunnen niet voorzien of diegene dat vertrouwen zal beschamen. Ook hoop heeft zo’n onzeker element in zich. Hoop geeft geen garanties.
Een cynicus zou kunnen zeggen dat je (dus) niets hebt aan geloof, hoop en vertrouwen. De woorden bieden immers geen zekerheid. Maar volgens mij is dat zoiets als zeggen dat we niets hebben aan kunst of dat er geen waarde zit in schoonheid.
En als je een burn-out hebt gehad, dan weet je beter. Want dan weet je hoe het leven is zonder hoop en zonder vertrouwen. Zonder schoonheid. Zo’n leven is zwart, somber en uitzichtloos.
Geloof, hoop en vertrouwen bieden lichtpuntjes in donkere tijden. Glimmers die doen herinneren aan levenslust. Kleine vonkjes die betere tijden beloven.
Meer weten? De feiten vind je hier. Liever iets persoonlijker? Bel of mail me voor een afspraak.